Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide het volk, de [26]oversten van Gilead, [27]de een tot den ander: [28]Wie is de man, die beginnen zal te strijden tegen de kinderen Ammons? die zal tot een hoofd zijn over alle inwoners van Gilead. 26. De oudsten des volks. Zie onder, hfdst.11 vs.5. 27. Hebreeuws, de man tot zijn naaste. 28. De zin is: Die dat zal doen, zal een krijgsoverste of richter wezen over alle Israelieten, die in Gilead wonen. Zie zulk een manier van vragen Deut.20:5,6, enz.; Ps.34:13,14, en elders.